GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, ZEVENDE MEERVOUDIGE STRAFKAMER
BESCHIKKING in raadkamer op het hoger beroep van de officier van
justitie in de zaak van
Juan Ramon Rodriguez Fernandez
geboren te Barcelona (Spanje) op 9 december 1966,
verblijvende te 1012 VT Amsterdam, Spuistraat 216-218, kamer F,
tegen de beslissing van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van
17
september 2002, voor zover houdende toewijzing van het verzoek tot
schorsing van de uitleveringsdetentie van voornoemde opgeeiste persoon.
DE FEITEN EN DE RECHTSGANG
Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de
arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 25 september 2002, waarbij
door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld van voormelde
beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis
genomen van de stukken betrekking hebbend op de uitleveringsdetentie van
de opgeeiste persoon en heeft gehoord de advocaat-generaal en de
opgeeiste persoon, bijgestaan door diens raadsman mr. Koppe.
DE BEOORDELING
Bij de afweging van het belang dat de Staat heeft bij voorduring van
de
uitleveringsdetentie - gericht op het daadwerkelijk ter beschikking
kunnen stellen van de opgeeiste persoon aan de verzoekende staat indien
en nadat de Minister van Justitie positief op het uitleveringsverzoek
heeft beslist - tegen het persoonlijk belang van Rodriguez Fernandez om
in vrijheid die beslissing af te wachten dient het eerste belang te
prevaleren.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat Rodriguez Fernandez weliswaar
over een vaste verblijfplaats in Nederland beschikt maar dat zijn
verblijf in Nederland zijn oorzaak vindt in een vlucht voor de Spaanse
autoriteiten. Allerminst staat vast dat hij zich in het verdere verloop
van de uitleveringsprocedure niet alsnog zal onttrekken aan (een
eventuele) uitlevering.
Het storten van een borgsom van 20.000 euro biedt in dit verband
onvoldoende waarborgen.
Schorsing van de uitleveringsdetentie kan eerst plaatsvinden indien
zwaarwegende persoonlijke omstandigheden daartoe aanleiding geven. In
hetgeen door en namens Rodriguez Fernandez tijdens de behandeling in
raadkamer naar voren is gebracht zijn dergelijke omstandigheden niet
naar voren gekomen. Nu daarvan ook anderszins niet gebleken is, dient de
beslissing waarvan beroep te worden vernietigd en het verzoek tot
schorsing van de uitleveringsdetentie te worden afgewezen.
DE BESLISSING
Het hof:
VERNIETIGT de beslissing waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van
het hof onderworpen.
WIJST ALSNOG AF het verzoek tot schorsing van de uitleveringsdetentie.
Deze beschikking is gegeven op 23 oktober 2002 in raadkamer van dit hof
door:
Mr. Brilman, voorzitter,
Mrs. Mijnsberge en Van de Beek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Zeiss als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking
ter kennis van verdachte.
Amsterdam, 23 oktober 2002,
de advokaat-generaal.
|