Juanra op borgtocht vrijRond het middaguur van woensdag 25 juni zwaaide de poort van de gevangenis `Nieuw Vosseveld' te Vught open en kwam Juan Ramón Rodríguez Fernández (Juanra) naar buiten, begeleid door drie bewakers. Zodra ze buiten de poort waren kwakten de drie bewakers de vijf vuilniszakken met boeken, brieven, kleding en andere zaken, die Juanra om wat voor idiote redenen dan ook nooit bereikt hadden, op de grond, draaiden zich om en liepen zonder iets te zeggen de bajespoort weer binnen. Voor de poort stonden enkele vrienden en vriendinnen Juanra op te wachten. Voor het eerst sinds vijf maanden en tien dagen was Juanra weer in (voorlopige) vrijheid. Juanra werd op 16 januari 2002 in Amsterdam opgepakt. De Spaanse autoriteiten hadden zijn aanhouding gevraagd op grond van vermeende samenwerking met het Barcelona commando van de Baskische afscheidingsbeweging ETA (zie Ravage nr. 2, 1 februari 2002). Direct na zijn aanhouding gingen Juanra's advocaat Victor Koppe en de steungroep `Free Juanra' aan het werk om Juanra's uitlevering tegen te houden en hem weer vrij te krijgen. Dat zou veel voeten in de aarde hebben. Lidmaatschap of ondersteuning? Op 5 februari rolde het Spaanse uitleveringsverzoek binnen bij het Nederlandse Ministerie van Justitie. Het eerste punt in dit verzoek betrof de verdenking dat Juanra deel zou hebben uitgemaakt van het `Gorbea commando' van ETA, dat tussen mei en juli 2002 in Barcelona actief was. Begin maart antwoordde de Spaanse OvJ Enrique Molina op vragen van zijn Nederlandse collega. Hij wist ineens te melden dat Juanra sinds begin 1997 lid zou zijn geweest van genoemd commando (dat echter pas in mei 2002 was opgericht!). Medio april meldde Molina dat Juanra een hiërarchische verhouding met de vermeende chef van het Gorbea-commando, Fernando García Jodrá zou hebben gehad. In Molina's tot nu toe laatste brief werd weer terugverwezen naar de oorspronkelijke verdenking zoals verwoord in het uitleveringsverzoek. Informatie doorgespeeld? In het uitleveringsverzoek heette het dat hij informatie over de stichter van de extreem rechtse organisatie CEDADE zou hebben verschaft aan het commando, met de bedoeling dat die een aanslag op zijn leven zou plegen. Deze informatie zou zijn teruggevonden in een door het ETA-commando gebruikte woning. De brief van Molina van begin maart zette alles op zijn kop door te stellen dat Juanra "geen informatie geleverd heeft over extreem-rechtse doelwitten". De doelwitten van het ETA-commando `Gorbea' zouden leden van de partijen PP en PSOE zijn geweest. Medio april stelde Molina dat Juanra informatie zou hebben geleverd over de voorzitter van de "werkgeversorganisatie CEDADE", die banden zou onderhouden met de regeringspartij PP, en tevens over gemeenteraadsleden van de PP in Catalonië en over lieden die banden met extreem-rechts zouden onderhouden. Tot slot stelde Molina eind mei dat de ETA duidelijke doelwitten heeft en daaronder vallen niet extreem-rechtse groeperingen. Juanra zou aan het commando hebben voorgesteld om informatie in te zamelen over extreem-rechtse lieden, dit voorstel zou echter verworpen zijn door de leider van het commando. Tijdens de rechtzitting op 25 juni wist de Nederlandse OvJ nog te melden dat haar Spaanse collega telefonisch had medegedeeld dat de zogenaamd door Juanra verschafte informatie door het ETA-commando vernietigd was, hetgeen volstrekt in tegenspraak is met hetgeen beweerd werd in het uitleveringsverzoek. Contactpersoon? Volgens het uitleveringsverzoek zou Juanra als contactpersoon met de ETA-leiding in het buitenland hebben opgetreden. De Spaanse OvJ Molina meldde begin maart dat het gezien de structuur van ETA onmogelijk was dat Juanra als contactpersoon met de leiding had opgetreden. In Molina's volgende brief van medio april stelde hij dat Juanra koerier zou zijn geweest tussen het commando en de ETA-leiding in het buitenland. Het zou onmogelijk zijn een nadere beschrijving te geven van Juanra's koerieractiviteiten omdat deze informatie afkomstig is van de verklaring afgelegd door de voornoemde García Jodrá. In Molina's brief van eind mei heette het weer "er ligt geen informatie voorhanden waaruit zou blijken dat Juanra contactpersoon was met het buitenland, maar er kan niet uitgesloten worden dat García Jodrá voorhad om Juanra tot contactpersoon te maken". Martelaangifte geseponeerd? De advocaat van Juanra heeft van meet af aan gesteld dat het enige `bewijs' dat er tegen Juanra is, een verklaring is van de vermeende chef van het `Gorbea'-commando, Fernando García Jodrá, die deze tijdens de eerste vijf dagen van zijn isolatiedetentie aflegde. García Jodrá trok echter direct bij de eerste voorgeleiding voor de rechter-commissaris zijn verklaring in en diende een aangifte in wegens marteling. De Spaanse OvJ schreef medio april dat de aangifte van García Jodrá geseponeerd zou zijn. Het zou een valse aanklacht betreffen, die standaardpraktijk is bij gevangengenomen ETA-leden, zoals de arrestantenhandleiding van de Baskische organisatie Gestores pro-Amnistía die propageert. Echter eind mei meldde Molina op de vraag van de Nederlandse rechtbank naar de bescheiden betreffende het sepot van García Jodrá's aangifte, dat het voor het Nationale Gerechtshof onmogelijk is de stukken betreffende García Jodrá's aanklacht te achterhalen aangezien deze klacht bij een van 56 Madrileense rechtbanken in behandeling is (sic!). Telefonisch voegde hij daar in een gesprek met zijn Nederlandse collega aan toe dat hij zonder dossiernummer geen opvraag kan doen. Als Nederland hem het dossiernummer kan melden dan kan hij kijken wat hij kan doen. Rotzooitje Zoals de lezer zal begrijpen is het schier onmogelijk om uit deze brei van aanvullende en tegenstrijdige, soms zelfs apert leugenachtige verklaringen enige consistente aanklacht of grond van verdenking te destilleren. Zoals Juanra, de diverse steungroepen en zijn advocaat bij voortduring hebben gezegd, is de aanklacht tegen Juanra enkel gericht op de criminalisering van de diverse sociale bewegingen in Barcelona, waarvan Juanra deel uitmaakt. Gegoochel met verdenkingen. Beweringen die in een volgende brief weer ontkracht of tegengesproken worden. Misleiding voor wat betreft de stand van zaken van de aangifte van`kroongetuige' García Jodrá. De Spaanse OvJ heeft er een zeldzaam potje van gemaakt. Bajes, chicanes en solidariteit Ondertussen zat Juanra maandenlang vast in de gevangenis te Vught. De eerste twee weken bracht hij in volledige isolatie door. Vervolgens werd hij naar de oude EBI-vleugel overgebracht, waar hij onder verzwaard regime werd vastgehouden. Daarover schreef hij zelf: "Waarom zou ik dan in een gevangenis verblijven, waar ik slechts gedurende zestien uur per week met zeven gevangenen contact mag hebben, waar ik niet verder kan studeren aan de twee studierichtingen die ik op het punt stond af te sluiten, noch kan ik hier Nederlands of wat dan ook leren in de gevangenisschool, evenmin kan ik mijn eigen boeken lezen, en kan ik slechts gedurende twee uur per week sporten. Waarom? Waarom verblijf ik 152 uur per week alleen opgesloten in mijn cel? Werkelijk, ik heb geen enkele reden kunnen ontdekken waarom dat leed is toegevoegd aan de kwelling van het opgesloten zijn in een gevangenis." Deze toestand duurde in feite voort tot eind mei, toen hij eindelijk terug werd geplaatst in het `normale' gevangenisregime. Al die tijd waren de vele blijken van solidariteit die hij ontving in kaart- of briefvorm, de berichten die hij kreeg over protestacties, lawaaidemo's bij de bajes en de bezoeken van vrienden en vriendinnen het enige dat het hem mogelijk maakte de behandeling te doorstaan. Zoals hij het zelf tijdens de persconferentie na zijn voorlopige vrijlating formuleerde, "enkel de solidariteit die mensen uit Nederland, België, Spanje en Duitsland betoonden heeft gaten weten te slaan in de isolatiemuren. Zonder die steun had ik het niet volgehouden en ik wil dan ook een ieder die op wat voor een manier dan ook zijn of haar steun heeft betuigd, bedanken". Wat ook van wezenlijk belang was voor Juanra was dat er überhaupt openlijke solidariteitbetuigingen kwamen. Juanra was ernstig teleurgesteld over de opstelling van een deel van zijn oude vriendenkring in Barcelona. Een deel van hen wilde niets meer met hem te maken hebben omdat ze niets met ETA te maken wilden hebben. Daarmee reageerden ze exact op die wijze die de Spaanse regering beoogt: sociale en politieke isolatie van degenen die tot verdachte gemaakt zijn. Tevens houdt die opstelling in dat men meer geloof hecht aan de montages van de Spaanse politie en justitie, dan aan degene die ze jaren van nabij gekend hebben en waar ze samen politiek actief mee zijn geweest. Anderen durfden, uit angst om een eventueel volgend slachtoffer van de repressie te worden, zich niet in te zetten voor zijn zaak. Nog weer anderen (waaronder jarenlange vrienden van hem) vertelden ten overstaan van de pers de meest idiote onzin over hem. Kort na zijn arrestatie in Amsterdam schreef Juanra naar aanleiding van de op gang gekomen solidariteitscampagne in Nederland: "We blijven samen, ondanks de kilometers, de muren, de deuren en de tralies, we blijven samen". Proces Op 25 juni was het dan eindelijk zo ver: de eerste openbare proceszitting (twee eerdere zittingen waren achter gesloten deuren). De president van de rechtbank kwam niet veel verder dan het samenvatten van de correspondentie zoals die in de maanden daaraan voorafgaand tussen Spanje en Nederland was verlopen. Na meerdere malen benadrukt te hebben dat hij de informatie uit Spanje confuus en weinig verhelderend vond, kondigde hij aan dat hij de zitting weer wou verdagen naar medio augustus. Hij onderbouwde deze beslissing met het feit dat, gezien de weinig eenduidige berichtgeving vanuit Spanje, hij de vermeende papieren wilde zien die de Spaanse politie in de ETA-woning in Barcelona had aangetroffen en die toegeschreven worden aan Juanra. Tevens wenst hij definitief uitsluitsel over de status van de aanklacht die García Jodrá indiende tegen de Spaanse Guardia Civil. De Spaanse autoriteiten krijgen een uiterste termijn medegedeeld waarvoor de gevraagde informatie dient overhandigd te zijn. Zo niet, of als de informatie te mager is, dan zal de rechtbank het uitleveringsverzoek niet ontvankelijk verklaren. Met name de status van die aanklacht van García Jodrá is van groot belang, aangezien het erop lijkt dat de verklaring die hij, volgens eigen zeggen na marteling, aflegde het enige `bewijs' is dat er tegen Juanra voorhanden is. Als blijkt dat deze verklaring tot stand is gekomen door marteling, dan valt aan te nemen dat Juanra geen `eerlijk proces' krijgt in Spanje. Men dient zich er wel van bewust te zijn dat het tamelijk uniek is dat een rechter in een uitleveringszaak om inzage van het bewijsmateriaal vraagt. Normaal gesproken wordt er een standaardprocedure afgedraaid. De jaarverslagen van Amnesty International en van de Speciale VN Rapporteur met betrekking tot Martelzaken, spelen hierbij een ondersteunende rol. Borgtocht Juanra's advocaat ontplofte bijna bij het horen van dit nieuwe uitstel en eiste de schorsing van de hechtenis onder door de rechtbank nader te bepalen voorwaarden. Door geklungel aan Spaanse zijde zit er een onschuldig iemand al maandenlang vast. De rechter bepaalde dat Juanra's hechtenis tegen betaling van een borgtocht van 20.000 euro en tegen inlevering van zijn reisdocumenten voorlopig tot de eerst volgende zitting geschorst zou zijn. Uiteraard is Juanra, en wij met hem, erg blij met zijn (voorlopige) vrijlating. De strijd is echter nog niet gestreden. Op 17 september zal de rechtbank zich voor de laatste maal over zijn zaak buigen. Het blijft belangrijk de druk op de ketel te houden en scherp in de gaten in te houden met wat voor een hersenspinsels het Spaanse Openbaar Ministerie nu weer op de proppen zal komen. En zelfs als het uitleveringsverzoek wordt afgewezen, betekent dat voor Juanra dat hij niet naar Spanje terugkan zolang het arrestatiebevel in Spanje tegen hem uit blijft staan. Dat zou een persoonlijk en politiek drama zijn. Alle aanklachten van tafel en een eind aan de criminalisering van sociale bewegingen in Spanje en elders! Quico |